-
1 zak
2 [deel van kledingstuk] pocket3 [bergplaats voor geld] purse5 [biljart] pocket7 [zakvormig iets] bag♦voorbeelden:een zak patat • a bag/ Bpacket of Bchips/ Afrench fries〈 figuurlijk〉 die kun je in je zak steken! • you can put that in your pipe and smoke it!geld op zak hebben • have some money in one's pockets/on oneuit eigen zak betalen • pay out of one's own pursezijn zakken vullen • line one's pockets6 die vent is een ontiegelijke zak • that guy is a real asshole/shithead -
2 kraag
1 [deel van een kledingstuk] collar4 [laag schuim] head♦voorbeelden:de kraag van zijn jas opzetten • turn up one's coat collar/the collar of one's coatiemand bij/in zijn kraag grijpen • 〈 beetpakken〉 grab someone by the collar; 〈 arresteren〉 arrest someone3 de kraag van een buis • the collar/flange of a pipe -
3 boord
2 [(losse) kraag] collar3 [(lucht)vaartuig] board♦voorbeelden:het vliegtuig had 120 passagiers aan boord • the plane had 120 passengers on board/aboardaan boord van het schip gaan • board the shipvan boord gaan • disembark -
4 front
2 [leger] [voorste gevechtslinie, gebied waar gevochten wordt] front ⇒ 〈 voornamelijk figuurlijk〉 forefront4 [meteorologie] front♦voorbeelden:2 het vijandelijke/oostelijke front • the enemy/eastern frontaan het front sneuvelen • be killed at the frontop twee fronten actief zijn • be active on two fronts -
5 pand
-
6 borstwijdte
-
7 kous
♦voorbeelden:kousen stoppen • darn socksop (zijn) kousen lopen • walk in one's stocking feetmet de kous op de kop thuiskomen • come away with a flea in one's ear -
8 passend
3 [zo dat het op/in iets past] fitting♦voorbeelden:niet bij elkaar passende sokken/partners • odd socks, incompatible partnersgeen passend werk hebben • be unsuitably employedkunt u iets passends vinden bij deze das? • can you find something to match this tie?een broek met een daarbij passende jas • trousers with a matching coatgoed/slecht bij elkaar passend • ill-/well-matchedeen goed bij elkaar passend paar/stel • a good matchniet passend bij • not suitable/unsuited forniet passend zijn voor • be unbecoming forniet passend • badly fittingniet-passend kledingstuk • ill-fitting garment -
9 taille
1 [middel] waist2 [deel van een kledingstuk] waist(line)3 [omtrek] waist (size)♦voorbeelden:1 een dunne/fraaie taille hebben • have a slender/lovely waistze gespte een ceintuur om haar taille • she buckled a belt around her waistte nauw in de taille • too narrow at the waist -
10 visgraat
1 [been van vissen] fish bone2 [visgraatdessin] herringbone3 [weefsel, kledingstuk] herringbone (cloth)
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский